Skip to main content
28 november 2024

Laten we vurig verlangen naar Hem!

God wil het vuur van zijn Geest in ons leven brengen, maar jij en ik moeten daarvoor openstaan en ernaar verlangen. Zoals de volgelingen van Jezus deden na zijn hemelvaart.

Op een dag vroeg een kind mij in volle ernst: “Is ‘Christus’ de achternaam van Jezus?” Ik moest even mijn best doen om mijn lach in te houden, maar legde toen uit dat ‘Christus’ eigenlijk zijn ambtstitel is. Jezus is namelijk de ‘Christus’.

‘Christus’ is simpelweg de Griekse vertaling van het Hebreeuwse woord voor ‘Gezalfde’ (Masjiach, of Messias). Dus nee, Jezus zou nooit in het telefoon- boek staan onder ‘Christus, Jezus’, maar Hij draagt die titel met recht!

De ambten van profeet, priester en koning waren in Israël verbonden met zalving met olie. Mozes zalfde Aäron tot hogepriester (Leviticus 8:12). Samuel zalfde David tot koning (1 Samuel 16:13). Elia zalfde Elisa tot profeet (1 Koningen 19:16). In deze tijden werd zalving uitgevoerd door het uitgieten van olie over het hoofd van de persoon die gezalfd werd. Daarom kon naar zulke mensen verwezen worden als ‘Gods gezalfden’ (1 Kronieken 16:22; Psalm 105:15). In het Nieuwe Testament wordt Jezus Christus gepresenteerd als degene die de drie ambten van profeet, priester en koning vervult. Hij is bij uitstek Gods Gezalfde. De term Messias is direct afgeleid van het Hebreeuwse woord voor gezalfde. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament staat olie symbool voor bestemming tot heilige dienst en de bekrachtiging van de Heilige Geest (zie Leviticus 8:12; Handelingen 10:38; 2 Korinthe 1:21).

Olie

Eerder dit jaar kreeg ik een nogal ongewone, maar zeer concrete ervaring van wat zalving met olie voor sommigen moet zijn geweest. Na de Pinksterconferentie besloot ik om tijdens de afbouwweek een dagje mee te helpen. Ik belandde in de snacktent, waar ik mocht helpen met het demonteren van de friteuses en hun gigantische afzuigkappen. Op een gegeven moment moesten we zo’n afzuigkap kantelen. Aan de andere kant werd hij opgetild, en ik, vol goede moed, ving hem op. Wat ik niet wist, was dat er bovenin nog een oceaan van oud frituurvet verstopt zat. En ja hoor, die stroomde precies over mij heen. Over mijn hoofd, druipend langs mijn baardstoppels, over mijn kraag en verder.

Voor het eerst begreep ik toen ten diepste wat Psalm 133:1-2 bedoelt met de woorden: Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het dat broeders ook eensgezind samenwonen. Het is als de kostelijke olie op het hoofd, die neerdaalt op de baard, de baard van Aäron, die neerdaalt op de zoom van zijn priesterkleed.

Menora

Ja, bij zijn aanstelling werd Aäron gezalfd met olie. Dit was een handeling voor zijn bevestiging in het ambt van priester. Olie is brandbaar en staat symbool voor de Heilige Geest. In de tabernakel of tempel werd ook een kandelaar geplaatst, met zeven met olie gevulde pijpen. Deze kandelaar moest altijd brandend worden gehouden. De priesters moesten hierover waken, want deze vurige kandelaar wees op de tegenwoordigheid en het werk van de Heilige Geest. Zelfs later, toen het in Israël misging tijdens de tijd van priester Eli, was er een jongen die wél verlangde naar Gods tegenwoordigheid. Hij sliep in de tabernakel om te waken over de kandelaar. Deze jongen heette Samuel.

1 Samuel 3:1 vertelt: En de jonge Samuel diende de HEERE onder toezicht van Eli. Het woord van de HEERE was schaars in die dagen; er kwam geen visioen openbaar.

Dit was een donkere tijd voor Gods volk. Politiek, sociaal, economisch en geestelijk ging alles bergafwaarts. Maar in Silo stond de tabernakel – Gods huis. God had opgedragen dat er een lamp moest branden, een licht dat de hele nacht door moest schijnen. Het was de taak van de hogepriester om deze lamp, de Menora, van de avond tot de ochtend te bewaken. De Menora bevond zich in de tabernakel, in het Heiligdom, vlak naast het Heilige der Heiligen. In deze tijd vervulde de hogepriester Eli zijn plicht niet zelf. Maar in het huis van God woonde de jonge Samuel. ’s Nachts verbleef hij in de tabernakel om de lamp te verzorgen, om het vuur brandend te houden – zelfs al was God allang niet meer in de tabernakel verschenen. Tot op een buitengewone nacht. 2 Samuel 3:2-5 vertelt: Het gebeurde op zekere dag, toen Eli op zijn slaapplaats lag – zijn ogen begonnen zwak te worden, zodat hij niet meer kon zien – en toen ook Samuel zich te slapen gelegd had, voordat de lamp van God gedoofd werd in de tempel van de HEERE, waar de ark van God was, dat de HEERE Samuel riep. En hij zei: Zie, hier ben ik. Hij snelde naar Eli en zei: Zie, hier ben ik, want u hebt mij geroepen. Maar die zei: Ik heb niet geroepen, ga terug en ga weer liggen. En hij ging weg en ging weer liggen.

Gods stem

Kun je het je voorstellen? Het is nacht. Iedereen slaapt. Buiten is het koud en donker. Maar in de tent van ontmoeting is er licht, want Samuel verzorgt de lamp. Hij houdt het vuur brandend. Dan, plotseling: “Samuel.” De jongen gaat rechtop zitten. Hij is klaarwakker en gaat naar de plek waar Eli slaapt. “Wat is er?” Eli zegt: “Ik heb je niet geroepen.” Het gebeurt een tweede keer en dan een derde keer. Samuel komt weer bij Eli: “Hier ben ik, want je hebt me echt geroepen.” En eindelijk beseft de oude priester dat de Heere Samuel roept. Daarom zei Eli tegen Samuel: Ga weer terug en ga liggen. Wanneer het gebeurt dat Hij je roept, moet je zeggen: Spreek, HEERE, want Uw dienaar luistert. Toen ging Samuel weer terug en ging op zijn slaapplaats liggen. Toen kwam de HEERE en bleef daar staan; en Hij riep zoals de andere keren: Samuel, Samuel! En Samuel zei: Spreek, want Uw dienaar luistert.
En zo verschijnt de Heere van de hele schepping daar. Daar staat Hij, en Hij roept. Samuel reageert op de roepstem van de Heer. Hij zegt: “Spreek, want Uw dienaar luistert.” En op dat moment houdt de Heere op met roepen en begint Hij te spreken. Voor het eerst ontvangt Samuel een profetisch Woord van God.
God riep vier keer, maar Hij begon pas te spreken nadat Samuel zichzelf had geïdentificeerd als Gods dienaar. Want de Heere roept velen, maar Hij spreekt tot degenen die zijn dienstknechten zijn. Samuel was gewend om de lamp van God te verzorgen, de lamp die symbool stond voor de Heilige Geest. En hoe zit het dan met ons? Als wij de stem van God willen horen, moeten wij een verlangen hebben naar het vuur van God in ons leven. Ja, wij mogen vurig ernaar verlangen. God wil de warmte en het licht van zijn Geest in ons leven brengen, maar jij en ik moeten daarvoor openstaan en ernaar verlangen.

Gehoorzaamheid

Maar wat betekent dit voor ons vandaag? Hoe wachten we op de Heilige Geest en verlangen we naar zijn aanwezigheid in ons leven? Hoe kunnen we dit praktisch maken? Laten we leren van de eerste discipelen van Jezus. Wat deden zij na zijn hemelvaart? Ze gaven hun verlangen naar de Heilige Geest concreet vorm met gerichte acties. Ze hielden vast aan de woorden die Jezus hun had gegeven, herinnerden zich zijn belofte en gehoorzaamden aan zijn opdracht om in Jeruzalem te blijven wachten. In dit wachten waren ze niet passief; zij kwamen actief samen als volgelingen van Jezus. Wanneer ze bijeenkwamen, namen ze tijd voor gebed en aanbidding.
Door gehoorzaamheid, gemeenschap, gebed en aanbidding gaven zij vorm aan hun verlangen naar de Geest. Dit mogen wij ook doen! Door ons verlangen naar de Heilige Geest om te zetten in gehoorzaamheid, door elkaar op te zoeken in gemeenschap, door samen te bidden en te aanbidden, geven we ruimte aan de Geest om in ons midden te werken. En zo kunnen wij ook in onszelf die vurigheid aanwakkeren. Mag dit ons verlangen en gebed zijn. Zoals Keith Green ooit zong in zijn lied O Lord, You’re Beautiful:

Oh Lord, please light the fire
That once burned bright and clear
Replace the lamp of my first love
That burns with holy fear

Laten we ons verlangen concreet maken, zoals de discipelen vanouds, en zien hoe Gods Geest ons vult en leidt. Laten we vurig verlangen naar Hem.

(Keith Green, O Lord, You’re Beautiful van het album So You Wanna Go Back to Egypt, Pretty Good Records, 1980.)

Luister het lied

Een Pinksterconferentie tijdens Hemelvaart, kan dat wel?

Zeker! Hemelvaart is juist het begin van iets groots – de ultieme aankondiging dat de Geest onderweg is. Jezus legde zelf die verbinding toen Hij zei: Maar Ik zeg u de waarheid: Het is nuttig voor u dat Ik wegga, want als Ik niet wegga, zal de Trooster [de Heilige Geest] niet naar u toe komen; maar als Ik heenga, zal Ik Hem naar u toe zenden (Johannes 16:7).

Hemelvaart bevestigt de belofte van de komst van de Heilige Geest met Pinksteren. Op Hemelvaart kunnen we dus vol verwachting zeggen: “De Geest komt eraan!” Het is een tijd van verlangen en verwachting, die toeneemt in de dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren, en in vervulling ging met de vurige uitstorting van de Geest op Pinksterdag. Vanuit deze gedachte ontstond ons thema voor de conferentie van 2025: Vurig verlangen.

Lourens du Plessis