Leven volgens Gods wet: maximale vrijheid!
Doe wat je wilt; leef een vrij leven! Hoe die gedachte in de wereld is gekomen, is mij nog steeds een raadsel.
In mijn woonplaats Amsterdam staat vrijheid hoog in het vaandel en dat laten de burgemeester, wethouders, opiniemakers, Parool-columnisten, mijn gemeenteleden (ja ook!) en nagenoeg alle inwoners van de stad voortdurend weten: “Kom niet aan onze vrijheid.”
Het gaat dan vaak over eigen keuzes mogen maken en zeggen of geloven wat je wilt. Dat zijn mooie verworvenheden waar soms lang voor gestreden is. Maar al die ‘verworvenheden’ (geld, seks, macht… om er maar een paar te noemen) kunnen maar zo afgoden worden. Omdat ze de plek innemen van de Schepper, degene die ons – met gebruiksaanwijzing – gemaakt heeft. Zo kan vrijheid of rechthebbendheid een afgod worden, omdat je met name leeft voor jezelf.
Gebruiksaanwijzing
Mensen zijn gemaakt om God lief te hebben boven alles en hun naaste als zichzelf. Dat zinnetje kun je zó vaak gehoord hebben dat het weinig indruk meer maakt. Toch is het Jezus’ samenvatting van een fors deel van de Bijbel. Het is de gebruiksaanwijzing waarmee we als mens ‘maximaal functioneren’. Om dat te zien is het belangrijk om de wet van God niet als een lijst van beperkende regels te beschouwen, maar als uitdaging om op te komen voor het goede.
Een eenvoudig voorbeeld maakt duidelijk wat ik bedoel. Als je het zielig vindt dat een goudvis in een vissenkom rondjes zwemt en je besluit hem op een dag ‘vrijheid’ te geven door de kom mét de vis op de grond leeg te gieten, dan zou je cynisch genoeg bij het spartelen van de vis nog even kunnen denken dat het beestje danst van plezier; maar het is vervolgens snel bekeken. De vrijheid van de vis is dat deze zich in het water kan bevinden. Vrijheid is dus niet de áfwezigheid van regels of beperkingen, maar juist het vínden van de mogelijkheden en beperkingen die bij jouw ‘aard’ passen. Voor vissen is dat water.
Hoe vrijheid werkt
Zo is het ook met mensen. We zijn gemaakt om God te eren en dat kunnen we doen door zijn leefregels na te volgen. Maar let op: God verzint echt geen geboden omdat Hij nu eenmaal de Meester is en wij de onderdanen.
‘Steel niet’ – dat hoort bij hoe God naar vrijheid kijkt. Stelen betekent immers dat je én God niet eert (namelijk dat Hij voor je zal zorgen) én je naaste niet liefhebt (je neemt iets van hem weg) én je jezelf gevangenzet: je moet oppassen dat je niet betrapt wordt, je kijkt voortdurend over je schouder en je voelt je schuldig.
‘Vergeef elkaar, hoe vaak men je ook onrecht aandoet’ – dat hoort bij de mens zoals God hem bedoelt. Als we niet vergeven, maken we onszelf kapot. Dan raken we gevangen: je wilt de collega of het familielid dat jou pijn heeft gedaan niet meer zien. En vervolgens moet je op allerlei momenten bedenken: Hoe zorg ik ervoor dat ik hem of haar niet tegenkom? Op welke feestjes is deze persoon? Hoe voorkom ik dat we tegelijk naar het toilet gaan en daar ongemakkelijk voor de spiegel staan? Etc. “Mijn geboden zijn jouw water, goudvis”, zegt God. “Alleen als je in dat water blijft, ben je vrij.”
Psalm 119
Het heeft lang geduurd voordat ik Gods geboden op deze manier ging begrijpen. Het regelmatig lezen van Psalm 119 heeft me geholpen. Talloze keren noemt de schrijver daar dat hij houdt van de wet, dat hij ernaar verlangt om Gods wil te doen. Het is bijna liefdestaal: Hoe verlang ik naar uw regels, doe mij leven in uw gerechtigheid (vers 40). En: Ik verheug me in uw geboden, ik heb ze lief (vers 47). Of wat denk je van vers 45: Laat mij voortgaan op een ruime weg, want steeds zoek ik uw regels. Dat is toch prachtig! De regels van de Heer zorgen ervoor dat je op een ‘ruime weg’ loopt.
In de zomervakantie loop ik vaak via kleine, steile paadjes naar de top van een berg. Dat is oppassen natuurlijk. De terugtocht gaat vaak via hetzelfde pad, maar niet zelden kom je dan richting het dal ook een grindpad voor auto’s tegen. Dan kun je opeens weer hand in hand met je vrouw of kinderen lopen en in alle rust naar beneden wandelen. ‘Een ruime weg’: ontspanning, vrijheid en niet bij elke stap hoeven denken wat de gevolgen kunnen zijn. Gods geboden houden betekent dat je ‘ontspannen’ door het leven mag gaan.
Passieve zonden
Wat zeggen deze verzen uit het Oude Testament over ons leven nu? Ik herinner me dat ik als tiener in een reformatorische kerk heel wat keren op mijn knieën voor het bed lag, op zondagavond, terwijl ik de tien geboden las. Wat ik heel moeilijk vond, was dat ik soms concludeerde dat het eigenlijk best goed ging, want ik deed immers de meeste dingen niet… Vervolgens overviel me de angst of ik Jezus wel nodig had… immers: als je je zonden niet kent!?
Later leerde ik dat je, als je zó naar Gods geboden kijkt, de kern van de zonde vooral als iets ‘actiefs’ ziet: dingen doen die je niet mag doen. Dan kom je er misschien nog mee weg dat je redelijk goed leeft. Maar in het Nieuwe Testament werkt het anders. Jezus verandert de geboden van God niet, maar Hij voegt er veel aan toe: Hij maakt passiviteit tot de kern van zonde. Dan gaat het niet alleen om de dingen die je moet laten, maar is de vraag: doe je de dingen die je zou moeten doen? Toen ik dat op me in liet werken, stond ik opeens heel schuldig tegenover God…
Om maar eens wat voorbeelden te noemen: Keer je je andere wang toe, als je geslagen wordt? Verwacht je dat wat je uitgeleend hebt nu eens niet terug? Loop je een extra kilometer met iemand mee? Zegen je de ander, in plaats van dat je hem vervloekt? Onder andere de Bergrede laat ons zien dat God gerechtigheid van ons vraagt door ‘volmaakt te zijn’ (Mattheüs 5:48). Ook Paulus pakt die gedachte op, als hij in Efeze 4:28 zegt: Laat wie steelt niet meer stelen, maar eerlijk de kost verdienen door zelf hard te werken, zodat hij iets weg kan geven aan wie het nodig heeft. Dat is nog eens wat anders dan zelf in luxe baden “omdat ik er toch eerlijk voor heb gewerkt”.
Sociale gerechtigheid
Op 20 februari is het de ‘dag van sociale gerechtigheid’. Je mag jezelf – zonder wettisch te worden – afvragen hoe je kunt bijdragen aan de bloei van een ander. Zíe je diegene? Durf je mensen bijvoorbeeld persoonlijk te vragen om jou te helpen, zodat je daarmee de ander ‘waardigheid’ geeft; al is het maar omdat je laat zien dat jij hem of haar nodig hebt in jouw leven?
Hoe meer je vervuld bent van Gods Geest, hoe ‘automatischer’ je gaat delen van Gods goedheid. Je geeft iemand te eten, je bezoekt hem in de gevangenis, je biedt een slaapplek aan wie het nodig heeft. En op een dag zal Jezus je zeggen: “Kom, gezegende van mijn Vader, beërf het koninkrijk. Want Ik had honger en je gaf Me te eten, Ik was een vreemdeling en je hebt Me geherbergd.”
Alles wat je voor die ander deed, dat deed je voor Jezus.
Jurjen ten Brinke (45) is oprichter en voorganger van de multiculturele kerk Hoop voor Noord in Amsterdam. Daarnaast is hij presentator van diverse tv-programma’s van de Evangelische Omroep.