Sommigen van ons blozen
Wie vurig naar iets verlangt kan zwaar worden teleurgesteld
Als christenen kunnen we vurig verlangen naar een opwekking. Als de dingen dan anders uitpakken dan we zelf bedacht hebben, kan het gebeuren dat we cynisch worden en maskers opzetten.
Ik was vierentwintig en vol vuur voor de Heer. Met vrienden en familie verlangden we intens naar een opwekking in de stad Groningen. De stad stond bekend als door en door ‘rood’ en dus ‘ongelovig’. De jaren daarvoor werden gekenmerkt door verdeeldheid tussen de kerken; van missionair elan was geen sprake. Ik las boeken van opwekkingspredikers als Jonathan Edwards, David Brainerd en Charles Spurgeon. Dáár kwamen mensen onder tranen massaal tot bekering, dáár trokken onverschrokken mannen en vrouwen tot het einde van de aarde, dáár werd gebeden tot God die antwoord gaf.
Dus gingen wij vol vuur bidden voor een opwekking in onze stad. We namen dat uiterst serieus. Elke ochtend maakte ik een gebedswandeling door de velden, maandelijks organiseerden we een gebedsdienst voor de stad, waarna we met een kleine groep de hele nacht doorbaden, tot het licht werd. Elke maand. We mobiliseerden kerken om in de zomer van 2001 deel te nemen aan een groot evangelisatieproject, Sonrise genaamd. Maar liefst dertien kerken stapten in, om in evenzovele wijken het evangelie te brengen. We rekruteerden christelijke sporters van over de hele wereld en hielden een conferentie om ons voor te bereiden op de week waarin het allemaal moest gebeuren.
Poncho’s
De conferentie en de evangelisatieweek vonden midden juli plaats. Tijdens de week van de conferentie was het schitterend weer, maar toen de week van evangelisatie aanbrak, sloeg het weer plotseling om.
De hele week kwam de regen met bakken uit de hemel. Het was herfst in de zomer. Takken woeien van de bomen en er was geen hond op straat. Dus ook niemand om te bereiken met het evangelie. Dapper zetten we door. Want we hadden een laatste troef: een concert op zaterdagavond, op de Grote Markt in Groningen. Dit plein was omringd door terrasjes en bood plaats aan duizenden mensen. Op een mooie zomeravond zouden al die mensen het evangelie horen, tot bekering kunnen komen, en zou de verandering van de stad worden ingezet.
Maar ook die zaterdag stormde het van jewelste. De band die we vanuit Zuid-Afrika ingevlogen hadden was nauwelijks te horen. En toen ik tegen middernacht het podium opklom om het evangelie te brengen, stonden er alleen een paar honderd christenen, in poncho’s en met paraplu’s. Op de uitnodiging staken twee mensen hun hand omhoog. Ik denk om mij te bemoedigen.
Ik reed die nacht naar huis en wist niet waar ik het zoeken moest. Ik was teleurgesteld en boos. Een jaar lang hadden we gebeden en keihard gewerkt. We hadden onszelf en alles en iedereen in gereedheid gebracht voor een doorbraak van het evangelie. We wáren vurig verlangen, dat hele jaar. Wij hadden ons aandeel geleverd. Gód ging over het weer. En over de harten van mensen. Maar op het moment suprême was het hondenweer, en waren er geen harten die zich aan Gods hart konden warmen. En ik leerde een les: hoe vuriger je iets verlangt, hoe heviger je teleurgesteld kunt raken.
Vluchten
Ja, onze verlangens kunnen ons in de problemen brengen. Volgens de rabbi’s had Mozes als jongeman een verlangen: hij wilde zijn volk bevrijden van slavernij! Hij, prins van Egypte, kon misschien wel gebruikt worden om een beweging van verzet op gang te brengen. Dus handelde Mozes vanuit zijn verlangen naar vrijheid. Toen hij zag hoe een landgenoot werd mishandeld door een opzichter, en ‘er niemand was’ (volgens de rabbi’s: ‘niemand was die ingreep’), kwam Mozes in actie en sloeg de slavendrijver dood. Zou dit het begin zijn van een opstand?! Niets bleek minder waar. Mozes’ verlangen resulteerde in zijn vlucht. En toen God Mozes een slordige veertig jaar later opzocht in de woestijn was er van het oorspronkelijke verlangen van Mozes weinig meer over. God moest praten als Brugman om Mozes in beweging te krijgen. Er is geen woord gelogen aan Spreuken 13 vers 12: Een langgerekt hopen maakt het hart ziek.
Ik neem het Mozes niet kwalijk. Want ik heb het vaak gezien bij mensen, en ken het uit mijn eigen leven: de mensen die het vurigst hebben verlangd, kunnen ook het meest cynisch worden. Teleurgestelde idealisten zijn moeilijk in beweging te krijgen. Zij herinneren zich dat zij vroeger hebben gedroomd van hun ideaal, en zij zijn niet vergeten hoe hun verlangens níet waar werden. Het is dikwijls de opmaat voor cynisme. De toekomst is verloren gegaan en het verleden wordt verraden. Dus wilde Mozes niet naar Egypte gaan om zijn volk te bevrijden. De gewezen idealist kon niet meer vurig naar iets verlangen. Zelfs een brandende braamstruik deed zijn hart niet ontvlammen. God moest in woede ontsteken om hem in beweging te krijgen.
Oplaaiend verlangen
Toch gebeurde er mettertijd iets in het hart van Mozes. Het optrekken met God, in gezelschap van Aäron en Mirjam, deed de waakvlam in zijn binnenste weer oplaaien. Zodanig dat we in Exodus 33 getuige zijn van een van de meest ontroerende uitingen van vurig verlangen in de Bijbel. Het is een precaire situatie in de geschiedenis van het volk van God. Er is een gouden kalf gemaakt en het volk stond op het punt om van Gods bescherming te worden afgesneden. Het was te danken aan Mozes’ vurige gebed dat God berouw kreeg van het kwaad, dat Hij gezegd had zijn volk te zullen aandoen.
Het is in deze context dat we Mozes plotseling, bijna vanuit het niets horen zeggen: Doe mij toch uw heerlijkheid zien (Exodus 33:18). De vraag van Mozes treft mij zo diep omdat hij uitgesproken wordt door een man die wéét wat het is om vúrig te verlangen en zijn idealen vervolgens te verliezen. En tóch… en tóch komt hij op dit punt terug bij deze intense uiting van vurig verlangen. Mozes durft al zijn kaarten weer op de heerlijkheid van God te zetten. En dit keer wordt zijn verlangen vervuld, ook al mag hij alleen de achterkant van het gelaat van God zien. Toen Mozes van de berg afdaalde, wist hij niet dat de huid van zijn gelaat straalde. De man die vurig had verlangd om de gloed van God te zien, was zelf in vuur en vlam gezet.
Blozen
De Pools-Amerikaanse rabbijn Abraham Joshua Heschel (1907-1972) zei eens: “Sommigen van ons blozen, anderen dragen een masker dat de spontane gevoeligheid voor de heilige onuitsprekelijke dimensie van de werkelijkheid versluiert. Wij hebben allemaal zoveel geestelijke make-up op dat wij ons gezicht bijna verspeeld hebben.”
Vrome maskers die onze teleurstelling maskeren. Geestelijke make-up die verhult dat wij feitelijk niet meer durven verlangen, omdat wij het verlies van het wonder kennen. En weet je wat ik hoop? Dat wij – jij en ik, wij allemaal – tijdens de Pinksterconferentie van Opwekking onze
maskers voorzichtig durven afzetten, en onze make-up afschminken, zodat wij ons met een kwetsbare puurheid opnieuw durven uitstrekken naar het wonder, naar God. Zodat wij weer vurig durven verlangen, en zullen vragen met Mozes: ‘Doe mij toch uw heerlijkheid zien.’ En dat dat zó zal zijn, dat wij de conferentie verlaten met een blos op onze wangen. Ja, sommigen van ons zullen blozen… •
Henk Stoorvogel